Direct naar artikelinhoud
PostuumKoos Andriessen (1928 - 2019)

Koos Andriessen (1928-2019): een apolitieke vakminister die aan de basis stond van historische besluiten

Wie tijd van leven heeft en jong begint, kan complete politieke tijdperken doorkruisen. Toen Koos Andriessen in 1989 op zijn 60ste aantrad als minister van Economische Zaken in het derde kabinet Lubbers, moest een hele generatie Nederlanders eraan herinnerd worden dat hij die functie een kwarteeuw eerder ook al bekleedde in het kabinet-Marijnen. Nu Andriessen afgelopen dinsdag is overleden, is van de ministersploeg van dat kabinet alleen Johan Witteveen (Financiën) nog in leven.

Koos AndriessenBeeld Hollandse Hoogte / Ton Poortvliet

Een onuitwisbare indruk als politicus maakte Andriessen niet, en daar was hij ook niet op uit. Hij wilde een bekwaam bestuurder en vakminister zijn. ‘Ik ben niet zo’n groot politicus’, zei hij in interviews. ‘Ik zit op het minst politieke departement en dat wil ik graag zo houden. Het is mijn taak om het geluid van het bedrijfsleven in het kabinet te brengen.’

Toen hij in 1963 voor het eerst aantrad als minister van Economische Zaken was hij pas 34 en alleen aan de zijlijn met politiek in de weer geweest. ARP-minister Jelle Zijlstra had hem in 1959 tot persoonlijk adviseur benoemd, omdat hij hem had leren kennen als een briljant economiestudent. In diezelfde periode werd Andriessen hoogleraar economie aan de Universiteit van Amsterdam. Lid van de Christelijk-Historische Unie, een van de voorlopers van het CDA, was hij toen al wel: ‘Niet uit bevlogenheid, maar omdat de ledenwerver het zo grappig aanpakte’, vertelde hij aan NRC Handelsblad.

Gebrek aan ervaring

Het kabinet-Marijnen viel na anderhalf jaar, dat was voor Andriessen lang genoeg om nationale historie te schrijven: hij was verantwoordelijk voor de oprichting van de Gasunie en voor de aanleg van het aardgasnet dat heel Nederland van warmte ging voorzien. Zijn gebrek aan ervaring maakte hem allesbehalve bedremmeld, beschreven de journalisten Arendo Joustra en Erik van Venetië in hun boek De geheimen van het Torentje. Met de beroemde Joseph Luns, toen al meer dan een decennium minister van Buitenlandse Zaken, lag hij voortdurend in de clinch over het handelsbeleid, een situatie die Andriessen in een kabinetsberaad de vraag ontlokte of Luns wist ‘dat er een zeer aardige wachtgeldregeling bestaat voor ex-ministers’.

Na dat eerste ministerschap werd hij bestuurder bij Van Leer, multinational in industriële verpakkingen, waar hij vele jaren bleef en het uiteindelijk schopte tot bestuursvoorzitter. In 1988 werd hij voorzitter van het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond (NCW). Dat bracht hem een jaar later aan de top van de lijst van meest invloedrijke ondernemers en voor de tweede keer het ministerschap van Economische Zaken.

Weloverwogen bestuurder

Zijn terugkeer in de imposante Trêveszaal leverde hem een vaste plek op in de politieke citatenboeken (‘Regeren is soms slavenwerk, maar je zit er wel netjes bij’) en opnieuw drukte hij begin jaren negentig zijn stempel op een historisch besluit: hij legde de basis voor de oprekking van de winkelsluitingstijden, waardoor Nederland in de jaren daarna kon uitgroeien tot een land waarin de winkels bijna nooit meer dicht zijn.

Lubbers III haalde de eindstreep wel, maar het CDA stortte ineen en verdween uit de regering. Andriessen keerde terug naar het bedrijfsleven, onder meer als commissaris bij ING. Zijn partij herdacht hem donderdag als een bedachtzame en weloverwogen bestuurder. ‘Hij stond zijn mannetje in moeilijke dossiers.’