Een avonturier en een verteller van sterke verhalen. Dit was Joost (79), de man uit Ellecom die omkwam op zeilschip Wilhelmina

Joost Westerhof aan boord van de Wilhelmina op dezelfde plek waar het ongeluk gebeurde.

Joost Westerhof aan boord van de Wilhelmina op dezelfde plek waar het ongeluk gebeurde.

Joost Westerhof (79) uit Ellecom was „veelzijdig, creatief, nergens bang voor en altijd bezig.” Zaterdag precies een jaar geleden kwam hij om het leven bij het ongeluk op zeilschip Wilhelmina vlak na vertrek uit Terschelling.

Lees meer over
Terschelling
Harlingen

„Als ik de foto’s zie, moet ik toch weer even slikken”, zegt dochter Irene Westerhof (56) achter de laptop bij haar thuis in Cuijk. Daarop staan de laatste beelden uit het fototoestel van haar vader, geschoten tijdens die fatale zeilreis op 27 mei.

Alles had hij op de gevoelige plaat gezet. Zeehonden, het Havenkantoor van Harlingen, de tuigage van de Wilhelmina. En natuurlijk Rick, zijn vriendin die hij pas drie weken kende en met wie hij nu samen een hut deelde. ‘Ik had niet verwacht dat ik verliefd kon worden, maar het is toch gebeurd’, had hij geschreven aan vrienden en kennissen. Hun verkering was zo pril, dat dochter Irene het achteraf pas moest horen.

Geliefd op Facebook

Joost Westerhof was uit een diep dal gekomen. Na een kort ziekbed overleed in juni 2021 zijn grote liefde en tweede vrouw, Renée. Met haar was hij ruim twintig jaar samen. „Mijn vader was heel erg van de kaart, maar hij heeft het heel goed opgepakt.”

Elke dinsdag was hij vrijwilliger bij het Lalique Musuem in Doesburg. Ook werd hij actief op Facebook, waar hij zich geliefd maakte met zijn foto’s van bossen, vogels en alles wat hij wandelend tegenkwam. Inmiddels was hij zelfs in zijn eentje naar Napels gereisd, waar hij jaarlijks met Renée kwam. De Italiaanse stad gaf hem het gevoel van het oude Amsterdam waar hij in januari 1943 geboren was, vlak bij het Vondelpark.

Sterke verhalen

Westerhof was een man van sterke verhalen, „maar ze waren ook altijd waar”. Zo zou hij begin jaren vijftig een tram hebben laten ontsporen in de Spuistraat, nadat hij, in plaats van een dubbeltje, een bout op de rails had gelegd. Op school was hij naar eigen zeggen trouwens bevriend met Edwin Rutten, bij televisiekijkers later bekend als Ome Willem met zijn ‘broodje poep’. „Daar hadden zij het als kind al over. Mijn vader zei altijd: ‘Eigenlijk heb ik dat bedacht’.”

Na zijn militaire dienst ging Westerhof aan de slag als reizend etaleur. Door het hele land voorzag hij etalages van drogisterijen en apothekers van Norit-producten. In de jaren zeventig werkte hij als bedrijfsleider bij de Engelse pub in Amersfoort, maar nadat zijn baas doelwit werd van afpersing, week het gezin uit naar het verre Cuijk. Daar bouwde hij een café om tot discotheek. Toch zou hij zich nooit een echte cafébaas hebben gevoeld. „Hij was helemaal geen horecaman. Mijn ouders gingen nooit naar café. Mijn vader was vooral zichzelf.”

Etaleur van zijn eigen leven

Zijn eerste huwelijk hield geen stand en met de discotheek ging het minder. De laatste twintig jaar van zijn loopbaan werkte Westerhof in de papierfabriek, nog steeds in Cuijk. „Hij bleef een Amsterdammer in een Brabants dorpje.” Altijd was hij bezig. Soms ging hij platenbeurzen af voor singles, dan weer legde hij zich toe op het repareren van oude horloges. „Hij kon je altijd verrassen met zijn nieuwste interesses. Ik zou hem de etaleur van zijn eigen leven willen noemen.”

In dat beeld past ook de reis met de Wilhelmina rond Hemelvaart. „Eerder zei mijn vader nog: ik heb niks met zeilen, ik hou niet van de zee.” Nu was hij tot in de puntjes voorbereid. De zestiende verjaardag van zijn kleinzoon had hij vanwege de tocht zelfs afgezegd, al was hij vastbesloten om later langs te komen.

‘Pap is dood’

De reis zou duren van woensdag tot zondag, maar op vrijdag rinkelde bij dochter Irene de telefoon. Ze was een paar daagjes weg in Zeeuws-Vlaanderen, vernam op het nieuws al iets van een ongeluk bij Terschelling, maar had de link nog niet gelegd. Het was haar broer. „Waarom weet ik niet, maar toen hij belde, wist ik het meteen. Pap is dood. Ik zei: ‘nee hè’. Hij zei: ‘ja’. We zijn meteen in de auto gestapt, terug naar huis.”

De week daarop was de uitvaart in Arnhem. De bemanning van de Wilhelmina wilde ook langskomen, en dat mocht. „Ik was benieuwd, hoe heeft hij geleden? Hoe heeft hij zijn laatste minuten meegemaakt?” Die avond aten ze met z’n allen in een pannenkoekenhuis en bespraken ze het ongeluk.

De giek, de loodzware horizontale balk aan de mast, was losgeraakt en neergevallen in de kuip, de zitruimte. Eerst moesten de passagiers de giek en het zeil wegtillen om te zien wat de situatie was. Een toen 59-jarige vrouw uit Edam bleek zwaargewond, maar zij mocht binnen twee dagen het ziekenhuis verlaten. Voor Joost Westerhof zag het er gelijk slecht uit. Hij was nog maar kort bij bewustzijn. „Ze hebben me verteld dat hij in hun armen is gestorven, dat vond ik heel troostend. Hopelijk heeft het maar een paar minuten geduurd.”

Onderzoek

Verdrietig is dochter Irene nog altijd, maar kwaad niet. „Een ongeluk is een ongeluk, niemand heeft dit met opzet gedaan.” Dat was anders op 31 augustus met het tweede dodelijke giekongeluk. „Toen was ik heel erg boos, maar op wie of wat, dat wist ik niet.”

In augustus was de oorzaak houtrot, maar wat er in mei is gebeurd, is formeel nog steeds niet duidelijk. Eind juni rondt de politie het onderzoek af, waarna het dossier overgaat naar het Openbaar Ministerie. Ook de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) laat nog niks los. Het ongeluk van mei wordt meegenomen in een breder onderzoek naar de bruine vloot, dat is opgestart na de dood van de twaalfjarige Tara op zeilschip Risico in augustus.

Of de uitkomst voor dochter Irene iets uitmaakt? „Nee. Dood is dood.” Dan: „Ik denk dat ik mijn antwoord pas weet als de conclusie er is.”